13 juli 2003
Om negen uur vertrek ik uit Zitácuaro voor wat een lange dag zal worden. Maar dat laatste weet ik dan nog niet. Ik verwacht zo rond een uur of vier eindelijk weer eens lekker voor mijn tentje te kunnen zitten. Na al die dagen hotels en jeugdherbergen belooft er in Valle de Bravo een heuse camping te zijn.
Het is mooi weer. De weg gaat flink omhoog, maar daar had ik op gerekend. Het klimmen gaat traag maar lekker. De eerste vijfentwintig kilometer doe ik met een gemiddelde snelheid van 7 km/h. Veel pauzes, veel drinken.
Na de top van ruim 2800 meter te hebben bereikt volgt de beloning: negen kilometer lang vlieg ik naar beneden met een gemiddelde snelheid van meer dan 50 km/h. Lekker hoor. Na die negen kilometer kom ik op een vlakte die toch nog hoger ligt dan waar ik 's ochtends gestart ben.
Om een uur of drie volgt de afslag naar Valle de Bravo. Dat ligt nog weer een stuk lager, dus ik hoop het laatste stuk in een sneltreinvaart te doen. Niks daarvan. De weg gaat eerst nog een paar keer stevig omhoog. Nog maar eens pauze houden dan. Uitrusten, drinken, koekjes eten. De laatste banaan, inmiddels flink gekneusd, niet echt lekker meer.
Het laatste stuk naar Valle de Bravo gaat weer flink naar beneden, zo mogelijk nog sneller dan mijn eerste afdaling. Ik moet af en toe flink in de remmen, de Mexicaanse wegen zijn niet echt te vertrouwen. Als ik pech heb bevindt zich achter de volgende bocht of een gat in de weg, of een tope (verkeersdrempel), of een slapende hond op de weg.
Om vijf uur ben ik in Valle de Bravo. Een toeristisch stadje, gelegen aan een meer. Ik ga op zoek naar de camping die er volgens mijn reisgids moet zijn. Zoals in wel meer plaatsen de laatste tijd heeft ook hier de gemeente gemeend de straten te plaveien met een soort rotsblokken. Een gruwel om op te fietsen, zeker wanneer de weg ook nog bergop gaat.
Ik fiets een tijdje door. Geen teken van een camping te bekennen. De reisgids geeft geen naam, alleen een adres. Ik vraag de weg. Oh meneer, dat is niet in Valle de Bravo, dat is in Avándaro. Alsmaar rechtdoor, nog een kilometer.
Na ruim een kilometer ben ik nog steeds midden in Valle de Bravo. Nog eens vragen. Nee, nog steeds rechtdoor, en dan bij de kerk links.
Na twee keer te zijn afgestapt omdat de helling te steil was kom ik flink moe weer op een doorgaande weg uit, met een bordje Avándaro rechtdoor. Volgens plan had ik nu voor mijn tentje zitten te kokerellen.
Avándaro blijkt niet een kilometer verder, het blijkt tien kilometer verder. De weg ernaartoe loopt ook niet lekker vlak langs het water, zoals ik had gehoopt, maar over de bergwand, met soms zeer steile stukken. Een paar keer moet ik stoppen, uithijgen en op adem komen, maar ik ga toch weer door. De camping lokt. Het is inmiddels flink na zessen.
Uiteindelijk kom ik in Avándaro. Althans dat neem ik aan. Aan plaatsnaamborden doen ze hier niet zo. Waar is Avenida del Carmen? Daar staat u op, meneer. Aha. De weg vervolgt met weer rotsblokken, en omhoog. Ik besluit te gaan lopen.
Waar is nummer 26? De nummers lijken willekeurig te zijn uitgedeeld. Eerst komt nummer 11, dan komt 32. Aan de andere kant 22. Dit lijkt trouwens niet echt op een plek voor een camping. Meer een villawijk. Grote lappen grond met hekken eromheen. Een Mercedes op de oprijlaan. Uiteindelijk kom ik bij nummer 26. Dat wijkt in niets af van de rest. Gazon, in de verte een huis, onbewoond. Het hek is op slot met een stevig kettingslot.
Ik kijk om me heen. Geen kip te bekennen. Ik loop nog even door. Wie weet is er nog een nummer 26 - je weet maar nooit met die Mexicanen. Uiteindelijk keer ik om. In het dorp vraag ik of ze de camping kennen. Nee, maar er zijn wel cabañas iets verderop. Ik fiets nog een stukje terug. De cabañas blijken luxueuze vakantiehuizen voor 975 pesos per nacht, ruim 80 euro. Dat is niet de bedoeling. Aan de overkant is een hotel. Heeft u nog een kamer vrij? Ik word naar de kamer geleid. Dit is geen kamer, dit is een suite. Vier bedden, een zithoek, ligbad. De prijs is er ook naar: 815 pesos. Is er dan niets goedkopers hier? Probeert u eens bij Cabañas del Sol.
Ik fiets weer terug. De Cabañas-del-Sol-mevrouw zegt dat er nog wel een cabaña voor me vrij is. Kom maar mee, achterom. Hoho, wat kost dat? Voor één persoon? Voor één persoon. Voor één persoon kost dat 200 pesos. Doen!
En om half acht 's avonds betreed ik met een glimlach mijn eigen cabaña del Sol en ben ik blij. Een eigen oprijlaantje (waar mijn 4WD had kunnen staan), een huisje met ruimte voor drie personen, een eetkamer en keuken met gas en koelkast, kabelTV en zelfs een open haard. Dit is mooi. Dit is comfortabel. Dit is een plek om een dagje uit te rusten. Voordat ik aan mijn volgende zware bergrit begin. |