Nog even en dan ben ik Honduras uit. Het land heeft mij niet echt kunnen bekoren. Het meest gedenkwaardig en vermakelijk waren nog de eerste kilometers door de blubber. Verder waren er vooral veel drukke wegen, gevaarlijk verkeer, voorbijrazende auto's, kille afdalingen. Er is weinig bijzonders, geen spektakel. Een land zoals Duitsland, waar je doorheen moet op weg naar je echte bestemming. Maar goed, ik heb geloof ik ook niet bepaald het meest interessante deel van Honduras gezien.
Ondertussen gaat het nog even stevig omhoog. Het is nog flink fris ook, en zodra ik een pauze houd krijg ik het koud in mijn bezwete t-shirtje.
Uiteindelijk verschijnt bovenaan, tussen een enorme hoeveelheid geparkeerde vrachtwagens, de grenspost. De douanebeambte vertelt me met een stalen gezicht dat het me 51 lempiras kost om het land te verlaten. In hoeverre dit officieel is wordt me niet duidelijk. Er staan nergens tarieven aangeplakt en een bonnetje krijg ik ook niet. Maar ik heb op dit moment geen zin om moeilijk te gaan doen. Nou vooruit, ook hij krijgt weer al mijn kleingeld.
Ondertussen heb ik het flink koud gekregen hier bovenop de berg, en ik trek een fleecetrui en windjack aan.
Volgende stap: geld wisselen bij een straathandelaar. De wisselkoers lijkt okee, en het ziet er allemaal betrouwbaar uit. Netjes laat hij met een grote rekenmachine zien hoeveel ik voor mijn lempiras krijg.
Dan naar Nicaragua, waar ik stempels en formulieren moet verzamelen. Eerst naar de migración, waar de beambte voor mij een formuliertje invult. Wat een service, en ik hoef nog niet te betalen ook. Dan naar het volgende loket, waar ik het formuliertje weer moet inleveren voor een stempel. De stempel kost vier dollar, en de bijbehorende toeristenkaart nog eens vijf dollar. Dollars inderdaad, hun eigen munt - die ik net in overvloed heb gewisseld - accepteren ze niet. Hoe kom ik nu weer aan dollars?
Ik besluit mijn reservepakketje dollars onder de inlegzool van mijn schoen maar aan te spreken. Een biljet van twintig is door een verblijf van negen maanden in dit desastreuze microklimaat flink aangetast, maar wanneer ik terugkeer naar het loket accepteert de beambte het biljet zonder morren. Mooi zo, daar zijn we ook weer vanaf.
Ben ik er nu? Nee, ook nog een stempel voor de fiets. En voorwaar, die stempel kost niets. Dan nog langs een paar mannen in uniform bij de slagboom, die alle stempels en formulieren nog eens controleren, en ik ben officieel in Nicaragua.
De wind is stevig hier, en koud, en het dreigt zelfs even te gaan regenen. Inmiddels heb ik het zo koud dat ik nodig iets warms binnen moet hebben. Tegen de regels - caffeïne onttrekt vocht aan je lichaam - besluit ik een kop koffie te nemen. Dat helpt. Dan trek ik ook nog een lange broek aan, en dik ingepakt ga ik de berg af.
Nicaragua doet onmiddelijk haar best om me te verleiden. Tussen de donkere wolken verschijnen wat vlekjes blauw. Het landschap begint - in tegenstelling tot de kaalgeslagen hellingen van Honduras - weer wat tropischer te worden, met palmen, en bamboe. Bamboe, geweldig! En de weg is van heerlijk vers, glad asfalt en suist eindeloos omlaag. Ik krijg er weer zin in.
Naast de weg zie ik een bord: "velocidad maxima 60 km/h." En plotseling krijg ik een idee: ik wil een bon voor te hard rijden hebben! En ik besluit meteen dat ik daar flink wat geld voor over heb. Ha! Wat snelheid betreft moet dat geen problemen opleveren. Nu nog zorgen dat de politie een beetje wil meewerken. Misschien iets voor mijn verjaardag? Nicaragua, here we come!
(Twee dagen later rijd ik zesentachtig kilometer per uur waar vijfenveertig is toegestaan. Maar behalve ikzelf heeft niemand er iets van gemerkt.) |