Juni 2001.
Ik verbaas me over het gemak waarmee ik per motorfiets de Tourmalet beklim. Het is bijna zonde hoe snel ik boven ben. Zo'n berg hoor je te voelen, te ervaren. Zo'n berg hoort pijn te doen.
September 2003.
Lachend lig ik op de fiets. Hoewel, lachen? Als een boer met kiespijn. Hoewel, liggen? Hangend en wurgend en zwabberend probeer ik overeind te blijven op een helling van dik boven de tien procent.
Ze hadden me ervoor gewaarschuwd. In Guatemala zijn ze niet zo van geleidelijk stijgende bergwegen. Pats-boem naar beneden, en pats-boem weer omhoog. Na iedere rivierbedding is het weer raak.
De vijftienprocentshellingen beulen me af. Als ik iedere kilometer moet stoppen om mijn spieren te laten afkoelen en de pijn in mijn benen te laten afnemen stop ik. Die dag bereik ik een dorpje op 1000 meter hoogte. Mijn god, hoe moet dit morgen, als ik naar zo'n 2500 meter moet?
's Nachts slaap ik voor de tweede achtereenvolgende nacht slecht. Lawaai buiten, warmte en muggen binnen, teveel dingen aan m'n hoofd. Enkele dagen eerder ben ik voor het eerst in lange tijd weer eens op een weegschaal gaan staan. De wijzer laat me schrikken: vierenzeventig kilo! Dat is op de rand van wat nog gezond is. Alles wat ik erna bij heb gegeten is er allang weer af. Ben ik wel fit genoeg?
Ook komt de tweede fase van de cultuurschok langzaam binnensijpelen. En die slaat hard toe. Na de euforie over alles wat nieuw en mooi is volgt de irritatie over alle onvolkomenheden. Het dialect en woordgebruik is hier in Guatemala weer helemaal anders, ik begrijp er vrijwel niets van. Het is hier rommeliger, somberder, smeriger dan in Mexico. Van alle kanten hoor je verhalen over overvallen op buitenlanders. En dan die hellingen, die verdomde hellingen. Ik haat de Guatemalteken!
De volgende dag. Ik ga op pad, maar blijk veel te optimistisch. Nog niet hersteld van de eerdere dagen. De vechtlust ontbreekt, de moraal is volkomen zoek. Na vijfhonderd meter van vijftien procent ben ik compleet op. Ik ga zitten, drink en eet en denk lang na. Twijfel.
Dit is waanzin. Na zesduizend kilometer fietsen en zeven bergketens blijken de bergen in Guatemala te sterk. Met pijn in mijn hart geef ik op. Ik verbijt mijn trots, neem met fiets en al de bus en laat me omhoog rijden. Het voelt als een nederlaag.
Een dag later. Met kaart en fietscomputer kijk ik de route nog eens na. Over naar schatting veertien kilometer stijgt de weg die ik had willen nemen van 1000 naar 2400 meter. Dat is een gemiddelde stijging van 10 procent! Ter vergelijking: de klim van Alpe d'Huez in de Tour de France heeft over 13,9 kilometer een gemiddelde stijging van 7,9 procent. In mijn haast om uit de benauwende hitte van het laagland te raken blijk ik de slechtst mogelijke route te hebben gekozen.
Sukkel! |