Corinto, 5 december 2003
Zonet ben ik Honduras binnen gereden. De prachtig geasfalteerde weg hield precies op de grens op, en maakte plaats voor blubber. Aan verharde wegen doen ze in dit deel van Honduras niet, en het heeft naar verluid net zes dagen en nachten achtereen geregend. Er zijn mij nog zestien van dergelijke kilometers beloofd. Maar goed, dat is voor morgen.
Bij de Hondurese douane heb ik voor het eerst een corrupte beambte moeten betalen. Heel onschuldig deed ik echter of ik geen Hondurese lempiras had, alleen nog wat Guatemalteekse quetzales. Zo heeft hij de helft gekregen van wat hij vroeg, en was nog blij ook. En ik was van mijn kleingeld af.
Iedereen is aardig hier. Wijst me graag de weg. Door de modder ben ik naar het plaatselijke "hotel" gelopen. Dat bleek een soort slaapzaal naast de kerk. Er is op dit moment geen water of licht voorhanden. De opzichter vertelde mij dat de watervoorziening op electriciteit werkt. "Dus mocht het licht plotseling aangaan," zei hij triomfantelijk, "dan is er ook water." Dat zou wel fijn zijn. Even het zweet en vuil van me afdouchen, al was het maar met koud water.
In hoopvolle afwachting ben ik eerst maar eens wat gaan eten. Weer door de modder. Buiten veel kinderen op straat. Paarden liepen los wat te slenteren. Een kip kwam even op de veranda kijken terwijl ik een hamburger zat te eten.
Op dit moment zit ik in het donker in mijn kamer. Kaarsje aan. Een vriendin heeft me een envelop meegegeven die ik pas vandaag mocht openmaken. In de envelop blijkt een ansichtkaart te zitten. Ik begin te lezen.
"Gaele, m'n vrind, hier spreekt de Sint."
Op dat moment gaat het licht aan. |