Zonet heb ik al mijn kleren uitgedaan en ben languit in de rivier gaan liggen. Het water was even koud, daarna aangenaam. Precies goed. Precies goed om uren in te blijven liggen. Ik moest me stevig schrap zetten om niet weggespoeld te worden door het weldadig masserende water. De rivier stroomt snel hier.
Nu zit ik op een grote ronde rots aan de rand van de rivier en laat met langzaam drogen in de zon. Het is ochtend. De zon is voelbaar sterker aan het worden. Een laatste druppel dauw valt van een boom op een rots voor me en spat uiteen.
Er staat nauwelijks een zuchtje wind. Toch is dat genoeg voor een takje met bladeren om druk te bewegen. Het is uit balans en beweegt van links naar rechts, links naar rechts.
Achter me doen een paar cycladen aan intervaltraining. Langgerekt geknisper wordt afgewisseld met korte pauzes. Verderop op wat hoge takken zitten zwarte gieren loom in de zon. Een ervan staat rechtop met zijn vleugels gespreid - als een standbeeld, een wapen, een stoere icoon op een vlag. In de verte, door de takken heen, zijn zijn collega's zichtbaar, zwevend in trage cirkels, spiedend naar aas.
De rivier is hier minstens honderd meter breed. Ondiep ook, het water glipt tussen honderduizenden afgeronde keien langzaam omlaag. Aan de overkant loofbomen en palmen, statige stammen getooid met vrolijke kapsels. Ertussen een eenzame witte reiger.
In de verte de groenbedekte bergen, waar de rivier zich in de loop der tijd slingerend doorheen heeft geslepen. De toppen zijn bedekt met een verwaaide witte wolkenband, bijna net zo licht als de lucht zelf. Verder slechts het allesoverheersende geruis van de stromende rivier.
Een hagedis komt achter een steen tevoorschijn, kijkt me even met een schuin oog aan, en schiet dan weer weg.
Ik kijk om me heen, blijf kijken, blijf voelen, ervaren, stil genietend. Hoe lang heb ik hier al gezeten? Een uur, twee uur?
Af en toe kom je op een plek die klopt, een plek waar je niets meer aan hoeft te veranderen, een plek die je gewoon kunt laten gebeuren. Het is verleidelijk om te blijven. Maar toch ga ik verder. Er is nog zoveel te zien. De reis roept. |